De geelgors is een stand- en zwerfvogel van diverse halfopen landschappen,
zoals licht beboste heide, bosranden en agrarisch gebied met heggen,
houtwallen en grazige wegbermen. Het nest wordt op de grond gebouwd, vaak
tussen hoge kruiden en struweel. In de broedtijd worden zaden en kleine
ongewervelde gegeten; buiten de broedtijd vormen zaden de hoofdmoot van
het menu.
De geelgors staat op de
Rode Lijst vanwege de duidelijke afname en de teruglopende verspreiding
van de Nederlandse broedpopulatie. In het laatste decennium van de 20ste
eeuw lijkt de Geelgors zich te herstellen.
De geelgors kan gerust
een der meest opvallende slachtoffers van de enorme naoorlogse
verkavelingwoede in ons land genoemd worden. Veruit de voornaamste oorzaak
van de dramatische achteruitgang is het verdwijnen van kleinschalige
landschapselementen als heggen, houtwallen en extensief beweide
graslandjes, in combinatie met een toenemend gebruik van herbiciden en
insecticiden. Met name bij natuurgebieden en in de duinstreek spelen ook
de toenemende recreatieve drukte en versnippering door aanleg van wegen en
bebouwing een rol. Het behoud van kleinschaligheid in het agrarisch gebied
en waar mogelijk het herstel van heggen en houtwallen kan de soort kansen
bieden. Vooral heggen en houtwallen met een dichte laag struiken, een goed
ontwikkelde kruidlaag onder de struiken en kruidenrijke zomen vormen een
geliefde broedplaats. Een op natuurwaarden gericht akkerrandbeheer met
kruidenrijke randstroken sluit daar goed bij aan. Daarnaast is elke
maatregel, die het verstandig omgaan met bestrijdingsmiddelen tot doel
heeft van belang. 's Winters dienen voldoende kruidenrijke overhoekjes en
stoppelakkers (graankorrels)! aanwezig te zijn. Tot slot: Ook voor
natuurgebieden geldt dat een op een gevarieerde vegetatiestructuur gericht
beheer de geelgors zeker ten goede komt.
Aantal broedparen in
Nederland: 22.000-28.000 (2004)
|