Kuifmezen maken een wat
schor en rollend geluid en hebben vanwege deze klanken ook wel de bijnaam
'pompmees' gekregen. Door
het zwart-witte koppatroon en de opvallende kuif is de Kuifmees
gemakkelijk van de andere mezensoorten te onderscheiden.
De Kuifmees houdt zich
bij voorkeur op in naaldbossen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de
Koolmees en de Pimpelmees, die ook veel in loofbossen verblijven.
Kuifmezen eten het hele
jaar door insecten, maar gaan daarnaast 's winters ook wel over op zaden.
Zij zijn echter veel kieskeuriger dan Pimpelmezen en Koolmezen, die ook
wel bessen en delen van groen planten eten, afhankelijk van het seizoen.
De Kuifmees is veel meer een standvogel dan de andere
mezensoorten. In de winter trekken zij niet naar zuidelijker streken maar
blijven voornamelijk in of rond het broedgebied. Slechts als de
voedselsituatie hen er toe dwingt, trekken zij een eind verder weg.
Om strenge koude te kunnen verdragen, zijn aanpassingen nodig. Zo leggen
Kuifmezen in spleten tussen schors en onder korstmossen, voorraden aan van
zaden en insectenpoppen, die zij in de winter kunnen gebruiken. Het nest
wordt in boomholten gemaakt en kunstig voorzien van een goede bekleding
van spinrag, wol en mos. Aan de bovenkant is de zo gevormde nestruimte met
dit materiaal ook vrijwel afgesloten, zodat ook hier geen onnodige warmte
verloren gaat.
Sinds 1984 is er een
geleidelijke toename van het aantal broedende Kuifmezen in Nederland
vastgesteld. De tegenwoordige stand is circa zeventig procent hoger dan
die in het midden van de jaren tachtig. Dank zij de aanpassingen aan
koudere omstandigheden liep de stand van de Kuifmees in Nederland ook niet
merkbaar terug na relatief koude winters, zoals van 1984/1985 of van
1986/1987. Hoewel er de laatste tijd veel naaldbossen worden gekapt,
profiteert de Kuifmees toch plaatselijk juist van het geleidelijk ouder
worden van de naaldbossen en van het minder intensieve bosbeheer dat
tegenwoordig in vele bossen wordt uitgevoerd.
|