Komt
in Nederland voor als doortrekker, zeldzame broedvogel. Vroeger was het
Groene Strand op het verloren gegane natuurreservaat 'De Beer' op
Rozenburg hét gebied waar men in Nederland in de nazomer heen kon gaan om
Morinelplevieren
te gaan bekijken. Ze gebruikten dit gebied als
tussenstation vanuit hun noordelijke broedgebieden op weg naar hun
overwinteringsgebieden in Noord-Afrika.
In het voorjaar kan hun
komst half april worden verwacht en in mei worden de grootste aantallen
gezien. De najaarstrek
begint half augustus, bereikt in september het
hoogtepunt en is na oktober afgelopen.
Hun bekende makheid is
voor vogelaars een extra bijzonderheid maar een groot nadeel op plaatsen
waar men alles vangt en schiet. Kruipend kunnen ze soms tot op 10 cm
benaderd worden. In Noord-Afrika zijn ze
massaal het slachtoffer van jagers
en vogelvangers.
In het begin van de jaren 60 maakte men in Nederland de
sensatie mee van broedende Morinelplevieren in de Noord-oostpolder en
Oostelijke Flevoland. En het is niet onmogelijk dat er nog jaarlijks
enkele paartjes daar tot broeden komen.
In het voorjaar worden in de Flevopolders soms grote troepen op
de akkers waargenomen, zoals in het voorjaar 1994 toen er zo'n tweehonderd
stuks aan de Tureluurweg werden gezien. Tegenwoordig is de Maasvlakte in
de nazomer een geliefde plaats op op zoek te gaan naar Morinellen. Behalve
langs de Nederlandse kuststreek worden ze ook wel eens van de
Waddeneilanden, het Lauwersmeer of de Eemshaven gemeld. In
tegenstelling tot de meeste vogelsoorten, is het mannetje die de jongen
uitbroed en is het vrouwtje derhalve het mooist
van kleur.
|