Broedt in grasrijke venen en moerassen in laagland op steppen of in hoogvenen in
Rusland. Meestal in poelen of op moddervlakten.
Grootte tussen Bosruiter en Tureluur. Lange, rechte (soms iets opgewipte), fijne, zeer dunne snavel, slank lichaam, dunne hals en zeer lange dunne poten dragen bij aan veel slanker en sierlijker uiterlijk dan andere
Tringa-soorten. In vlucht met donkere vleugels, lange, smalle witte rugwig (soms bijna tot achterhoofd!) en ver voorbij staart stekende poten. In alle kleden vage witte wenkbrauwstreep. Poten vaal geelachtig of groengrijs.
Lijkt veel op de groenpootruiter welke in Nederland veel vaker gezien
wordt.
Trekt door Oost-Europa en overwintert in Afrika, zuiden van Midden-Oosten en India.
In Nederland vrij zeldzaam
(eind maart-begin oktober).
|