De onderkant van de vleugels is een netwerk van lijnen en daar dankt deze vlinder zijn naam aan. Het landkaartje komt in grote delen van Europa algemeen voor en heeft als leefgebied de bossen, tuinen, en bosranden. De waardplant van de rupsen is de brandnetel.
Bijzonder aan deze vlinder is dat er twee vormen zijn. De eerste generatie in het voorjaar is oranjerood met zwarte vlekken terwijl de zomergeneratie zwart is met een witte band. De verschillende vormen had Carolus Linnaeus in 1758 als twee verschillende soorten beschreven. De voorjaarsvorm als Papilio levana en de zomervorm als Papilio prorsa. Het seizoendiformisme wordt veroorzaakt door de diapauze die de overwinterende poppen van de voorjaarsvorm ondergaan.
De vlinder vliegt van zeeniveau tot 1500 meter. De vliegtijd is van mei t/m oktober.