Het geluid kan nauwelijks
gezang genoemd worden. De Appelvink kent een aantal soorten contactroepjes.
Het
prachtkleed van het mannetje Appelvink is onder meer te herkennen
aan de fraai gevormde kleine slagpennen van de vleugel, de abnormaal dikke
grijsblauwe snavel waarmee ze noten en pitten kunnen kraken en de helwitte
staartrand. Een kleurige, bonte vogel die bij het voedsel zoeken tussen
het afgevallen bruine blad erg goed is gecamoufleerd. Dan vallen het meest
de witte staartpunten op. De Appelvink gedraagt zich wat geheimzinnig want
vooral in de paartijd zoeken ze vaak de toppen van bomen op en laten dan
vaak een luid 'sjik-sjik' horen. Dit roodborstachtige geluid kennen velen
niet en daarom blijven ze gemakkelijk buiten ons gezichtsveld.
Komen voor in gemengde
loofbossen, zware rivierbossen met populieren, essen en eiken, boomgaarden
en parken met hoge, oude bomen; ook smalle loofboszones langs rivieren
door de noordelijke naaldbossen. Bij uitzondering ook dennen-, sparren- en
larixbossen. De Appelvink is een kenmerkende vogelsoort van het oude
Europese eiken-haagbeukenbos.
Komt in Nederland voor
als jaarvogel. De Appelvink gedraagt zich als zwerf- en trekvogel. Een
enkele maal is er van een invasie-achtig optreden sprake.
Eind
jaren zeventig en in de jaren tachtig was er een sterke toename, vooral in
de naaldbosgebieden van Drenthe en Veluwe. In het oosten en zuiden van
Nederland is de toename veel minder spectaculair. Schoorvoetend beginnen
ze zich nu ook in de duinbossen te vestigen. Landelijk zijn de aantallen
in de negentiger jaren verdubbeld.
Aantal broedparen in
Nederland: 8000-10.000 (1998-2000)
|