De lange staartveren en
de rode keel maken de Boerenzwaluw onmiskenbaar. Hoewel er nog enkele
andere zwaluwsoorten in West-Europa voorkomen, zullen de meeste mensen bij
het noemen van deze vogels toch onmiddellijk het beeld van de Boerenzwaluw
voor de geest krijgen. Waarschijnlijk is dat mede de verdienste van een
Zweedse luciferfabrikant. Maar de vogels zelf hebben daar ook aan
bijgedragen, want de Boerenzwaluw komt toch vrijwel overal voor.
De Boerenzwaluw weegt ca
22 gram, maar ondanks de beperkte lichaamsmassa kunnen ze bij het vliegen
snelheden van 32,4 km/u halen. Het zijn uitstekende vliegers die
uitzonderlijk weinig energie nodig hebben voor hun vlucht. Ter
vergelijking: Roodborsten hebben voor het vliegen bijna vijfmaal zoveel
energie nodig.
Polders nabij
boerderijen; soms ook onder bruggen
Zomergast. In de winter verblijven Boerenzwaluwen voornamelijk in
Afrika, maar een zeer klein aantal blijft achter in het zuidelijk deel van
Europa. Tegenwoordig is er over het trekgedrag van deze vogels vrij veel
bekend, maar vroeger hadden de mensen geen flauw idee waar de trekvogels
in de winter verbleven. Van Zwaluwen werd wel beweerd dat deze 's winters
in de modder wegkropen, zoals ook kikkers dat doen, en dan pas in het
voorjaar weer tevoorschijn kwamen. Dankzij de terugmeldingen uit het
ringonderzoek is tegenwoordig vrij goed bekend waar deze vogels heengaan
en zelfs zijn de trekroutes redelijk goed in kaart gebracht.
Boerenzwaluwen die in
verschillende Europese landen broeden, blijken in tegenstelling tot
sommige andere soorten, zoals de Gele Kwikstaart, ook in hun
winterverblijven in afzonderlijke streken te bivakkeren.
De exemplaren pendelen
jaarlijks tussen vaste plekken in het overwinteringgebied en het
broedgebied. In de regel komen zij zelfs meer jaren achtereen terug naar
dezelfde nestplaatsen. De overtocht wordt overdag afgelegd. Zij vliegen in
losse groepen en zoeken tegen de schemering gezamenlijke slaapplaatsen op.
De aantallen broedparen
kunnen van jaar tot jaar grote verschillen vertonen, maar vanaf de jaren
zeventig is er toch over de hele linie een flinke achteruitgang
vastgesteld.
Aantal broedparen in
Nederland: 150.000 broedparen (2004)
|