Grote luide uithalen kent
de zang van de Boomklever: "tuuiet-thuuiet-thuuiet". Vaak
meerdere keren achter elkaar. Ook geluiden als een steentje over het ijs
kan dit vogeltje produceren. De zang is voornamelijk in het vroege
voorjaar te horen. Daarna wordt hij stil.
Sommigen verwarren
Boomklevers wel eens met Boomkruipers. De laatste komen in een toch wat
andere biotoop voor en zijn onopvallend bruin gestreept en kruipen liefst
tegen boomstammen met een ruwe schors (zoals Acacia en Berk) en ze gaan
altijd van onderen naar boven. Boomklevers zijn echter mooi gekleurde,
spechtachtige vogels die zowel van boven naar beneden als van onderen naar
boven kunnen klimmen.
Ze worden ook steeds
vaker in parken en zelfs in villatuinen met wat ouder geboomte (vooral
Beuken) in de buurt gezien. 's Winters komen ze zonnepitten of hazelnoten
van de voertafels wegpikken om die op veilig afstand open te hakken.
Ze nestelen in allerlei
boomholten of -gaten, maar soms in nestkastjes. Boomklevers hebben de
bijzondere gewoonte om te grote nestingangen vrijwel dicht te metselen met
vochtige aarde. Eekhoorns en andere rovers zoals marterachtigen kunnen dan
niet naar binnen. Het zijn standvogels en ze zijn er dus het gehele jaar. Zelfs in
strenge winters worden nauwelijks zwerfneigingen getoond.
Na een
herfst met veel beukennootjes en weinig sneeuw in de winter kunnen ze in
verscheidene gebieden flink in aantal toenemen als de winterverliezen
matig zijn gebleven.
Aantal broedparen in
Nederland: 20.000 broedparen (2000)
|