Nog behoorlijk veel kleiner
dan een Waterhoentje
Dodaarzen zijn
broedvogels van ondiepe en beschutte wateren. Duinmeren, uiterwaarden,
vennen en brede sloten zijn geliefde broedplaatsen. Het drijvende nest
ligt in riet of ruigte aan de waterkant. Dodaarzen leven van
waterinsecten, schelpdieren en kleine visjes. In de broedtijd vormen
insecten het grootste deel van het menu.
Nederland wordt ook wel gebruikt als winterverblijfplaats door
noordelijke Dodaarzen. De
soort staat op de Rode Lijst vanwege de duidelijke afname van het aantal
broedparen in ons land. Wel is in de jaren negentig een herstel
opgetreden.
Broedende dodaarzen zijn
schuw en daardoor moeilijk te tellen, hetgeen het volgen van de aantal
ontwikkeling er niet eenvoudig op maakt. Duidelijk is wel, dat de
soort vooral in het westen des lands (o.a. in de Zaanstreek) flink in
aantal was afgenomen. In het oosten leek de stand eerder stabiel. De
totale Nederlandse populatie bedroeg 1500-2000 paar in de jaren zeventig,
terwijl begin jaren negentig niet meer dan 1000-1300 paren tot broeden
kwamen.
De belangrijkste oorzaken
voor de afname van de dodaars zijn de slechte waterkwaliteit als gevolg
van inspoeling van meststoffen en verstoring tengevolge van water- en
oeverrecreatie. Verbetering van de waterkwaliteit is de belangrijkste
maatregel. Het uiterst voedselrijke water dat via de landbouwgronden in
sloten, vaarten en meren terecht komt, leidt tot een sterke toename van
voor dodaarzen als voedselbron ongeschikte witvis-soorten. Bovendien
verarmt de onderwater-vegetatie én de daarbij horende rijkdom aan
waterinsecten en weekdieren. De vertroebeling van het water (vaak
verergerd door karpers) maakt het voor een oogjager als de dodaars extra
moeilijk om de toch al minder talrijk aanwezige prooien op te sporen. Ook
een onnatuurlijk waterpeilbeheer (laag in de winter en hoog in de zomer)
leidt tot een afname van geschikte broedgelegenheid. In een aantal regio's
lopen momenteel projecten van milieufederaties en/of waterschappen, die
verbetering van de waterkwaliteit tot doel hebben. Gepleit moet worden
voor het tegengaan van betreding van - delen van - oevers van geschikte
wateren in de broedtijd, van maart tot begin juni. Het schonen van sloten
en vaarten en het branden of maaien van oevervegetatie vlak voor of in de
broedtijd dient voorkomen te worden
Aantal broedparen in
Nederland 1.000-1.300 (2004)
|