Kleiner en slanker dan
een Wilde Eend. Komt voor op grote plassen en meren met rijke
oevervegetatie, maar ook in vaarten, kanalen, parken en in grachten in
steden.
De
uitbreiding van de Fuut ging gepaard met een uitbreiding van het
broedareaal. Ook in kleinere plassen in het oosten en in het zuiden van
Nederland komt de soort voor. Zelfs breidde deze soort, die oorspronkelijk
vooral broedde op rustige plaatsen, zich in de loop der tijd ook uit tot
de steden!
Jaarvogel. Nederland wordt wel gebruikt als overwinterverblijf door
Futen uit het noorden.
Futen kunnen al vroeg in het jaar gaan broeden. In 1999 werd in het
centrum van Amsterdam en Bolsward zelfs al eind januari een nest met
eieren aangetroffen. Toch kan men ook laat in het jaar nog wel broedende
Futen aantreffen. Er worden soms nog broedende Futen aangetroffen in
september en oktober en er zijn zelfs enkele gevallen bekend van
broedgevallen in december. De oorzaak van deze grote verschillen in
broedperiode ligt in het milieu. Dit is voor Futen onvoorspelbaar en
verschilt van plaats tot plaats.
Zo is er bijvoorbeeld een verschil in de
broedtijd tussen paren die nestelen in kleinere, rustige wateren en die
nestelen in grotere open wateren, zoals meren. Futen die in dergelijke
meren broeden, moeten vaak wachten totdat het Riet voldoende is
ontwikkeld. In grotere wateren is er ook vaak te veel golfslag. Indien er
een groot verschil is in de waterstand, door de weersgesteldheid of
doordat het waterpeil wordt beïnvloed door de mens, kan het zijn dat het
bouwen van een nest moet worden uitgesteld doordat de rietkraag niet goed
bereikbaar is.
De aantallen
overwinterende Futen kunnen sterk fluctueren. Bij de jaarlijkse
wintertellingen werden in de jaren negentig doorgaans 20.000 tot 30.000
exemplaren geteld, maar in januari 1997 werden nog geen 13.000 Futen
geteld. oorzaak van dat lage aantal was vooral de vorst.
Belangrijke overwinteringgebieden als het IJsselmeer en de Randmeren
warren toen vrijwel verlaten. Tijdens strenge vorst treden er wel
concentraties op in het Deltagebied.
Niet
bedreigd. Tot in de jaren zestig was de Fuut nog een ongewone
verschijning. Het aantal broedparen werd destijds geschat op slechts ruim
drieduizend. Dat aantal liep daarna op tot in de jaren tachtig.
|