De Groene Specht laat zijn
lach luid en duidelijk door het bos schallen. Het lijkt wel wat op de lach
van de Zwarte Specht. Maar De Groene Specht is er ineens, terwijl de
Zwarte Specht een aanloopje neemt.
Een kopje groter dan de
Grote Bonte Specht
Gemengde- en loofbossen,
vooral op zandgrond en in de duinen, maar ook in halfopen bosachtige
streken in cultuurgebieden. Groene spechten zijn standvogels van open
loofbossen, hoogstamboomgaarden, parken en oude houtsingels. Als
broedplaats verkiest de soort meestal een zelfgehakt hol in een oude
loofboom. Het voedsel bestaat uit grote mieren (vooral rode bosmieren) en
wordt meestal op de grond verzameld.
De soort staat op de Rode
Lijst omdat het aantal broedparen duidelijk is afgenomen en de
verspreiding beperkt is. De Groene Specht is na de
Grote Bonte de meest talrijke en verspreide specht in ons land.
Waarschijnlijk trad halverwege de eeuw al een afname op, vooral op de
oostelijke zandgronden. Midden jaren zeventig broedden nog 6000-7500 paar
in ons land. Daarna zette de afname duidelijk door, vooral in het oosten
en zuiden. Rond 1985 waren nog 3000-4500 paar over. Sindsdien lijkt de
populatie in Achterhoek en Zuid-Limburg iets te stijgen, terwijl het
midden van het land, het rivierengebied, oostelijk Brabant en aangrenzend
Limburg een verdere afname melden. In de duinstreek en in Zeeland wordt
sinds midden jaren tachtig een duidelijke toename opgemerkt. Het totaal
aantal broedparen lijkt sinds midden jaren tachtig stabiel te zijn.
De
afname van de Groene Specht lijkt in de eerste plaats gerelateerd aan
de problemen die bepaalde mierensoorten ondervinden bij de verzuring
van bos en hei. De afname van dit stapelvoedsel leidt logischerwijs tot
het verdwijnen van de mieren-predator. Een serieuze aanpak van de
verzuring van ons milieu is dan ook de belangrijkste structurele
oplossing voor de problemen van de Groene Specht. Op lokaal niveau
speelt verder de afname van nestgelegenheid een rol. Te denken valt
daarbij aan het verdwijnen van hoogstamboomgaarden in het
rivierengebied. Daarnaast zou een meer natuurlijk bosbeheer ook de
Groene Specht ten goede komen. Vooral het bevorderen van geleidelijke
overgangen tussen bos en open veld en het handhaven van oude
loofhoutopstanden spelen daarbij een belangrijke rol. Tot slot: Er zitten nogal wat gaten in onze kennis omtrent het wel en wee
van de groene specht. Vogelwerkgroepen zouden onderzoek kunnen doen naar
aantalontwikkeling en biotoop- en voedselvoorkeur van de groene spechten
in hun omgeving en naar de verspreiding van de hopen van de rode bosmier.
Aantal broedparen in
Nederland: 3.000-4.500 broedparen (1998)
|