Van de eerste mooie
voorjaarsdagen maken de mannetjes meteen gebruik om in het topje van een
hoge boom de karakteristieke zang te laten horen, waarbij het langgerekt,
nasaal klinkende geblér kenmerkend is.
L 14 cm.
Groenlingen zijn stoere, stevige zaadeters en daarom is de volksnaam
'Groninger' ook goed bij hem passend. Gedurende de wintermaanden zien ze
er wat grauw, grijsachtig uit, maar zodra het voorjaar in aantocht is,
worden hun kleuren fel geelgroen. Vooral de heldere gele veerranden aan de
vleugels bij de mannetjes vallen dan direct op.
Jaarvogel. Buiten de broedtijd verzamelen ze zich in groepjes die
kunnen uitgroeien tot enorme troepen van vele honderden vogels, waar zich
ook vaak Vinken, Kepen en Fraters aan toevoegen. Grote onkruidvelden
worden dan soms wekenlang bevolkt. Dat zijn voornamelijk broedvogels uit
noordelijk gelegen streken, terwijl onze eigen broedvogels zuidelijker
kunnen trekken tot diep in Spanje.
In de winter laten ze zich vaak zien op vogelvoederplaatsen, vooral als
daar ook witte zonnepitten zijn te vinden. In de nazomer zijn ze vaak aan
te treffen op de rozenbottels, waaruit ze de zaadjes peuteren. Zo kunnen
ze wekenlang in plantsoenen en stroken met rozenbegroeiing langs rondwegen
blijven hangen, totdat alles is opgegeten.
Over de stadspopulaties
is helaas erg weinig bekend. Het jarenlang zorgvuldig in kaart brengen van
territoria in de stad zou wel een verrassende resultaten aan het licht
kunnen brengen. Hun aantallen fluctueren zonder duidelijke oorzaak en
sinds medio jaren tachtig is het aantal broedvogels eerder af- dan
toegenomen.
Toename als wintervogel
is bij ons en ook in Denemarken vastgesteld. Dat zijn vermoedelijke
Scandinavische vogels met een onbekend aantal Nederlandse Groenlingen.
Aantal broedparen in
Nederland: 40.000-60.000 (1979)
|