De huismus eet voornamelijk zaden en insecten. De zang van het vogeltje is niet zeer uitgebreid, het beperkt zich doorgaans tot getjilp. De huismus beweegt zich vliegend of hippend voort. De mus is een standvogel. Hij blijft doorgaans rond dezelfde plek wonen. Het mannetje is duidelijk te onderscheiden van het vrouwtje, omdat de eerste zwarter en bruiner getekend is.
De huismus heeft zich mogelijk in de prehistorie verspreid door de uitbreiding van de landbouw van de mens te volgen. In Noord-Amerika, Australië en in Nieuw-Zeeland is de huismus tussen 1850 en 1870 bewust op verschillende plaatsen uitgezet. In 1872 werden ze in Buenos Aires uitgezet en in 1953 in Peru. In 1890 werden huismussen in Zuid-Afrika uitgezet.
In koudere streken, zoals rond de poolcirkel, kan de mus dankzij de warme omgeving van de mensen overleven. De huismus en de ringmus hebben een deels complementaire spreiding: waar de huismus de overhand heeft, zijn er veel minder ringmussen, en vice versa.