Deze spectaculairste
aller weidevogels broedt bij voorkeur in schrale, bloemrijke graslanden.
Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten en hun larven en wordt
verzameld op slikkige open plekken. Kemphanen zijn vooral bekend door de
fraaie voorjaarstooi van de mannetjes, die op de wat hoger en droger
gelegen toernooiveldjes schier eindeloze schijngevechten houden om de
gunst van de vrouwtjes te verwerven. Na de paring op het toernooiveld
draaien de vrouwtjes op voor de zorg om het broedsel.
Nederlandse kemphanen
overwinteren meest in West-Afrika.
De kemphaan staat op de
Rode Lijst vanwege de sterke afname van het aantal broedgevallen, in
combinatie met een zeer beperkte verspreiding. In de ons omringende landen
is de soort inmiddels bijna als broedvogel verdwenen.
De kemphaan, of beter
kemphen, is lange tijd een gewone broedvogel geweest van graslanden,
vochtige heide en duingraslanden. Met name in de tweede helft van de eeuw
is het aantal broedende kemphennen in Nederland in een vrije val geraakt:
Van 6000 in 1954 via 1500 midden jaren zeventig tot hooguit 400-800 begin
jaren negentig. Het gros van de Nederlandse kemphennen broedt in
graslandreservaten in Friesland, Groningen en Noord-Holland.
De voornaamste reden voor
de enorme afname van de kemphaan is het verdwijnen van het favoriete
graslandtype. De enige manier om de soort te redden is het behoud van
graslanden waar niet te veel vee op geweid wordt, die weinig bemest worden
en waar de waterstand hoog is. Zulke graslanden vinden we in het
cultuurland alleen nog maar in reservaten en gronden waar een 'zwaar'
beheerspakket conform de relatienota op ligt. Zulke gronden mogen van 1
april tot 1 juli niet gemaaid of beweid worden. Dat de soort ook in deze
beschermde gebieden afneemt heeft zeker te maken met het wegvallen van
steeds meer tussengelegen broedgebieden, waardoor een sterke versnippering
optreedt. De grootste bedreiging lijkt de huidige discussie over de kosten
van voor vogels als de kemphaan geschikt graslandbeheer. Alleen een goede
samenwerking tussen boer, beschermer en overheid kan dit probleem
oplossen. Duidelijk is dat het Nederlandse weidelandschap met het verlies
van de kemphanen een stuk van zijn oorspronkelijke identiteit verloren
heeft. Buiten de weidegebieden heeft de kemphaan kansen in grootschalige
open gebieden met een korte, grazige vegetatie en een rijk insectenleven.
Met name de honderden broedende kemphennen begin jaren tachtig in de net
drooggevallen Lauwersmeer maakten dat duidelijk. Door de met ontzilting
samenhangende ontwikkeling naar dichte vegetaties is de soort hier
inmiddels weer grotendeels verdwenen. Gezien de huidige lage aantallen is
het de moeite waard om elk kemphen-broedsel op niet speciaal beschermd
grasland middels nestbescherming te behoeden tegen uitmaaien, een gevaar
dat door het late broeden nog groter is dan bij andere weidevogels.
Aantal broedparen in
Nederland: 100-140 broedparen (2005)
|