Kleine plevier, Charadrius dubius / Little Ringed Plover

Veghel, april 2006


Adult



L 15 cm. De Kleine Plevier doet zijn naam eer aan. Het is onze kleinste plevier, al is de Strandplevier niet veel groter. Kenmerkend voor de Kleine Plevier zijn de gele oogringen en in de vlucht het ontbreken van een witte vleugelstreep die de Bontbekplevier en de Strandplevier wel hebben.

Wij zien de Kleine Plevier in tegenstelling tot de beide andere plevieren zelden in het zoute milieu en hij heeft zich bijvoorbeeld nog nooit definitief op de Waddeneilanden gevestigd. De natuurlijke biotoop van de Kleine Plevier bestaat uit zand- en grindbanken in het binnenland, zoals bijvoorbeeld strandjes langs de grote rivieren. Opspuitterreinen waren vroeger graag gebruikte broedgelegenheden, omdat ze vaak lang onveranderd bleven liggen. Tegenwoordig is dat ook al niet meer het geval. Gelukkig stelt de Kleine Plevier als echte pioniervogel zich vaak tevreden met tijdelijk beschikbare, vaak kleinschalige terreintjes. Nieuw ontstane geschikte biotopen kunnen plotseling worden gekoloniseerd om vervolgens weer massaal te worden verlaten zodra de biotoop zich wijzigt.

Zomergast. De Kleine Plevier komt eind maart tot begin mei uit de overwinteringsgebieden in West- en Oost-Afrika terug. Na een al of niet geslaagd broedseizoen vertrekt hij weer naar het zuiden tussen half augustus en eind september, terwijl soms in oktober nog wel eens een exemplaar wordt gezien.

Als gevolg van de wel of niet beschikbare broedgebieden worden grote schommelingen geconstateerd in het aantal broedgevallen. In de Ooijpolder bijvoorbeeld varieerden dat gedurende tien jaar onderzoek van 14 tot 46 broedparen.

Aantal broedparen in Nederland: 750-1.100 (1998-2000)



Noord-Brabant, maart 2013


Noord-Brabant, maart 2013