Volwassen
exemplaren met verlengde middelste staartveren van circa 15-20 cm worden
vrij gemakkelijk herkend, doch moeilijke herkenning van vooral onvolwassen
vogels zou oorzaak kunnen zijn van het geringe aantal waarnemingen van
deze soort.
Zijn voorkomen in de
broedgebieden schijnt sterk afhankelijk te zijn van de aanwezigheid en de
talrijkheid van Lemmingen. Voor het overige bestaat zijn voedsel uit
kleine knaagdieren, grote insecten en zelfs de bessen van de Kraaiheide.
Ook is de Kleinste Jager in mindere mate dan andere jagersoorten een rover
van eieren en jongen van andere toendravogels. In goede lemmingjaren
hebben veel Kleinste Jagers een groter legsel dan in slechte jaren.
Het broedgebied moeten we
zoeken in de toendragebieden van Scandinavië, IJsland, Groenland en
Noord-Rusland. Arctische gebieden dus. De Kleinste Jager overwintert op de
oceanen ten zuiden van de evenaar.
Doortrekker. Langs de
Nederlandse en Belgische kust is de Kleinste Jager de minst voorkomende
jagersoort.
|