De
lammergier wordt ook wel baardgier genoemd, dit is omdat hij als enige
gier ook veren rond zijn snavel en hals heeft. De naam lammergier is ontstaan toen mensen dachten dat deze gier lammeren pakte als prooi.
Het
is een zeer grote vogel, van kop tot staart meet hij 110 cm maar vooral de
spanwijdte is indrukwekkend, die kan wel 280 cm bedragen. Ondanks dat
formaat weegt de lammergier toch slechts 5 tot 6 kilo. Met zijn enorme
vleugeloppervlak kan hij urenlang zweven op de thermiek tussen de bergen,
zonder ook maar een enkele vleugelslag. Zijn techniek is zo verfijnd dat
hij ook opstijgt zonder al te veel inspanning. Hij gooit zich simpelweg
een stukje omhoog op een rots of bergrand en de warme lucht doet de rest.
Een
lammergier kan zeer hoog zweven en vanuit die perfecte uitkijkpost kan hij
zijn voedsel vinden. Hij zoekt daarbij naar andere gieren.
Gieren die het laatste vlees van karkassen eten zijn voor de lammergier
het teken dat er iets te halen valt. Hij eet namelijk geen vlees maar
heeft het voorzien op de botten die andere dieren overlaten. Hij leeft van
de inhoud van de botten, het merg. Dat bevat zeer voedzaam eiwit en is
tevens een perfecte bron van kalk.
Kleine
botten slikt hij in z'n geheel in, grotere neemt hij mee de lucht in en
laat ze vallen op vlakke rotsen. De brokstukken tot een formaat
van wel 14 cm slikt hij ook weer in hun geheel in. Het maagsap van de
lammergier breekt het bot razendsnel af waarna de voedingsstoffen
opgenomen kunnen worden. Het
verhaal van de lammeren mag dan ook tot het rijk der fabelen verwezen
worden, lammergieren eten geen vlees en al zeker geen levend vlees.
In de Europese gebergten leefden vroeger veel lammergieren, maar
vooral door jacht waren ze zo goed als uitgestorven in het begin van de
20e eeuw. Onder leiding van de Zwitser Hans Frey is met een zeer goed
opgezet fokprogramma het toch weer gelukt deze machtige vogels weer in
vrijheid te zien zweven. Tot 2010 zijn al ruim 170 lammergieren
vrijgelaten.
|