Lepelaars broeden op
slechts enkele plaatsen in Europa, waarvan Nederland de meest noordelijke
is. Andere kolonies van enige omvang zijn alleen te vinden in Zuid Spanje
en Oostenrijk. Ze broeden in moerassige
gebieden, in dichte rietkragen of in moeilijk bereikbare bomen en
struiken.
Lepelaars eten vooral
driedoornige stekelbaarzen, maar ook kleine witvissen, grote waterinsekten
en garnalen. Ze zoeken hun voedsel op specifieke wijze: wadend door water
dat niet dieper mag zijn dan 30 centimeter speuren ze met tastzintuigen
aan hun snavel naar hun prooi. Het
zijn zomervogels, die via Franse en Spaanse moerassen naar de
winterkwartieren langs de West Afrikaanse kust en het gebied ten zuiden
van de Sahara trekken.
De lepelaar staat op de
Rode Lijst vanwege het geringe aantal broedparen, in combinatie met een
beperkte verspreiding en een gebondenheid aan kwetsbaar broedbiotoop.
Bovendien broedt het overgrote deel van de West Europese populatie in ons
land
In het moerassige en lege
Nederland van vroeger tijden was de lepelaar een talrijke broedvogel. De
oudste vondsten, bij opgravingen rond Alkmaar, dateren van 580 voor
Christus. Door droogmaling van moerassen en bedijken van rivieren en
delta's kromp het aantal broedgebieden echter fors in. Al voor 1900
verdwenen de laatste kolonies van meer dan duizend broedparen. Na 1900
kwam het aantal broedparen lange tijd niet boven de 500, met een
dieptepunt van 150 paar in 1969. Sindsdien heeft de lepelaar zich
voorzichtig hersteld. Rond 1990 werd de 500-paren grens weer gehaald en in
1995 werden zelfs meer dan 700 paren geteld! Belangrijke huidige
broedplaatsen zijn de Oostvaardersplassen en de Lepelaarsplassen, grote
duinmeren en enkele Waddeneilanden.
Op dit moment zijn de
gebieden waar de soort regelmatig broedt goed beschermd. Nieuwe kansen
lijken zich vooral voor te doen langs het IJsselmeer en in het oostelijk
Deltagebied. Een probleem is dat veel lepelaars hun voedsel halen uit
sloten. De waterkwaliteit in die sloten is van groot belang, evenals de
mogelijkheid voor trekvissen als de stekelbaars om van de Noordzee in de
sloot te kunnen komen. In Noord-Holland zijn daartoe inmiddels speciale
vispassages aangebracht. Een ander aandachtspunt is de bescherming buiten
de broedtijd. Dan hebben lepelaars te kampen met problemen als afschot,
hoogspanningsmasten en de verdroging van belangrijke wetlands als de Cota
Doņana in Zuid-Spanje.
Aantal broedparen in
Nederland: 1.270 (1998),940 (1999)
|