Beide geslachten van de Middelste Zaagbek hebben een piekerige kuif.
Daarin onderscheiden ze zich met de Grote Zaagbek. Afgezien van het
verschil in grote natuurlijk. Het vrouwtje heeft een rossige kop. Het
mannetje een donkergroene. Verder zit het verschil met de Grote Zaagbek in
de donkere borst en flank. Broedt zeekusten en zoetwater oevers.
broedgebied: Scandinavië,
IJsland, Ierland, Schotland, Noord-Rusland, Baltische staten, Noord-Polen,
Noord-Duitsland en Denemarken. Over zomerende vogels kunnen bij ons
regelmatig worden waargenomen. De zuidgrens van het West-Europese
broedgebied is sinds het einde van de 19de eeuw verschoven naar het
zuiden. In de jaren zeventig broedden ze langs de Oostzeekust en in Wales
als dichtstbijzijnde gebieden. In 1977 werden in Nederland minstens twaalf
broedgevallen bekend in het Waddengebied. Toen werden ze ook voor het
eerst broedend aangetroffen in het Deltagebied en wel op twee plaatsen in
de Grevelingen. Sedertdien werden jaarlijks broedgevallen in het
Deltagebied vastgesteld. Niet alleen in de Grevelingen, maar ook in het
Haringvliet en af en toe in het Veerse Meer. De meeste broedgevallen zijn
gebaseerd op waarnemingen van wijfjes met jongen die voor het grootste
deel moeten zijn uitgekomen tussen de laatste week van juni en de eerste
week van juli.
Wintergast en zeldzame
broedvogel. Vanaf september komt de Middelste Zaagbek uit het broedgebied
geleidelijk naar Nederland, waarbij wijfjes en de eerstejaars jongen het
eerst arriveren. De top wordt bereikt in de echte wintermaanden januari en
februari. In maart neemt hun aantal al sterk af, maar ze worden nog vaak
tot in april gezien.
Thans wordt het aantal
broedparen geschat op circa twintig. Waarvan zestien op de Grevelingen en
enkele op het Haringvliet. Af en toe worden incidentele broedgevallen
vastgesteld op het Veersemeer en in het Waddengebied. De Middelste
Zaagbek heeft als broedvogel vaste voet in ons land gekregen.
In tegenstelling tot de
Grote Zaagbek die liefst brak of zoet water prefereert, laat de Middelste
Zaagbek zich in de overwinteringgebieden ook vaak op zout water zien. De
belangrijkste pleisterplaatsen van de Middelste Zaagbek vinden we in het
westelijke deel van het Waddengebied, het noordelijke deel van het
IJsselmeer en het Deltagebied. Ze blijven daarbij vaak ver uit de kust,
zodat ze vrij moeilijk te tellen zijn. Het aantal dat in Nederland
overwintert, word op zo'n twintigduizend exemplaren geschat.
|