De sterk op de visdief lijkende noordse stern
broedt vooral in arctische streken en overwintert in het zuidpoolgebied,
vijftien- tot twintigduizend kilometer vliegen van de broedplaats. En in
het voorjaar leggen ze die afstand nog een keer af. Per jaar vliegt een
noordse stern (alleen al op trek) de wereld rond. Daarmee zijn ze als de
kampioenen onder de trekvogels. Nederland is één van de meest zuidelijke
broedplaatsen ter wereld. De soort broedt hier vrijwel alleen in de Wadden
en de Delta, op schaars en laag begroeide plaatsen, vaak temidden van
visdieven en kokmeeuwen. Het voedsel bestaat uit kleine vis en, meer dan
bij de visdief, ongewervelden als garnalen en krabbetjes.
Omdat noordse sterns vroeger nogal eens voor visdieven versleten werden,
is het moeilijk om een goed beeld van de vroegere aantallen te geven.
Waarschijnlijk hebben in ons land nooit meer dan enkele duizenden paren
gebroed. In 1954 werd de stand geschat op 2500 paar. Na de bij de andere
sterns beschreven terugval in de jaren zestig trad een voorzichtige
toename op tot een maximum van 1600 paar rond 1980. Sindsdien schommelden
de aantallen jaarlijks tussen de 1000 en 2000 paar, maar sinds midden
jaren ' 90 nemen de aantallen in het gehele (internationale) waddengebied
toe. De meeste Nederlandse noordse sterns broeden in het Waddengebied,
speciaal op Griend, Rottummerplaat en op de overige Waddeneilanden. Buiten
de Wadden herbergt alleen het Deltagebied aantallen van enige betekenis.
Hier broeden enkele tientallen paren en vindt een gestage afname plaats.
|