Patrijzen zijn standvogels
van open agrarisch gebied, heidevelden en hoogvenen. In Nederland komt de
soort wijd verspreid voor. Akkerland is het meest in trek, vooral als dit
wordt afgewisseld met ruige dijken, slootranden, wegbermen en houtwallen.
Patrijzen eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel, maar de jongen
leven de eerste weken louter van insecten en ander klein gedierte.
De patrijs staat op de
Rode Lijst vanwege de duidelijke afname van de Nederlandse broedpopulatie
Tot ver in deze eeuw was
de patrijs een algemene broedvogel, met een populatie van naar schatting
enkele honderdduizenden broedparen. Vanaf de jaren vijftig wordt gesproken
van een afname, die met name in de jaren zestig en zeventig schrikbarende
vormen heeft aangenomen. Rond 1975 bedroeg het totaal aantal broedparen
minder dan 50.000 en begin jaren negentig was het verder geslonken tot
20.000-25.000 paar. De afname was het sterkst in het oosten van het land.
Het zuidwesten kwam er relatief goed vanaf, al is ook hier sprake van een
niet mis te verstane afname.
De voornaamste oorzaak
van de teloorgang van de patrijs is de grootscheepse verandering in
agrarisch Nederland. Het verdwijnen van akkeronkruiden, overhoekjes en
ruige bermen betekende, naast het verlies van dekking en nestgelegenheid,
vooral een gebrek aan dierlijk voedsel voor de jongen. Met name in natte
voorjaren gaan talloze jongen aan voedselgebrek te gronde. De enige manier
om daar iets aan te doen, is een herstel van de vroegere voedselterreinen.
In het in 1991 door het ministerie van LNV vastgestelde soort
beschermingsplan wordt dan ook het herstel van heggen en het niet
bespuiten van akkerranden gepropageerd. Daarnaast kan braaklegging van
stroken akkerland een positieve rol spelen. Opmerkelijk is overigens dat
de jacht op de patrijs onderwijl gewoon open blijft, terwijl bovendien
geen onafhankelijke evaluatie van de aantalontwikkeling werd voorgesteld.
Sommige jagers zijn zelf zo verstandig om de patrijzenjacht te stoppen,
maar anderen zetten het 'oogsten' voort. Nog altijd worden jaarlijks zo'n
14.000 vogels geschoten. Het lijkt zinnig te pleiten voor een tijdelijke
jachtstop. Daarnaast moet onderzoek duidelijk maken of in gebieden waar
patrijs-vriendelijk beheer plaatsvindt werkelijk sprake is van een
toename. Vogelwerkgroepen kunnen hierbij wellicht een rol spelen.
Aantal broedparen in
Nederland: 9.000-13.000 (1999)
|