Door zijn
opvallende uiterlijk en de al even kenmerkende roep 'stieglitz' vestigt de
Putter niet alleen vaak de aandacht op zich maar door deze twee factoren
is hij ook met geen enkele andere vogel te verwarren.
Met zijn lange puntige
snavel is de Putter uitermate geschikt om de diepliggende zaden van
Kaarden, Distels, Klissen en andere platen los te peuteren. Samen met
Sijzen worden ze ook vaak aangetroffen in Berken- en Elzenbosjes. Altijd
kunnen wij weer genieten als wij zo'n gemengd groepje Sijzen en Putters in
de winter in een Els zien hangen, smullend van de zaadjes en vaak zijn ze
niet eens zo erg schuw.
Komt in Nederland voor
als: Jaarvogel. In Nederland is de Putter vooral in het westen en midden
het gehele jaar aanwezig, terwijl in België de soort juist in het oosten
acte de présence geeft. De broedgebieden van de Britse en continentale
ondersoort van de Putter grenzen in Nederland aan elkaar. De Britse
ondersoort (C.c. britannica) heeft zich over het algemeen gevestigd in de
bebouwde kommen, soms zelfs in een losse kolonievorm. De continentale vorm
(C.c. carduelis) moet hier echter niets van hebben en broedt het liefst
ver van enige bebouwing.
Behalve als broedvogel
komt de Putter ook als doortrekker regelmatig bij ons voor. In de trektijd
en de winter zijn vaak enkele tientallen Putters bij elkaar te zien,
foeragerend op ruige terreintjes met veel onkruidzaden.
Aantal broedparen in
Nederland: 15.000-20.000 broedparen (2000)
|