De rietzanger is een
vogel van rietlanden en andere oevervegetaties, die zijn nest meestal
bouwt in landriet. Het ideale biotoop bestaat uit een combinatie van een
flink oppervlak aan jong en overjarig riet en een dichte, deels hoog
opschietende kruidlaag. Het voedsel bestaat uit insecten, die laag in de
dichte vegetatie verzameld worden. Rietzangers zijn
trekvogels en overwinteren vooral in de Sahelzone bezuiden de Sahara.
De soort staat op de Rode
Lijst vanwege de duidelijke afname van zowel het aantal broedparen als het
broedareaal.
De rietzanger was tot
voor kort een talrijke broedvogel, die langs allerlei soorten wateren met
enige oeverbegroeiing te vinden was. Lange tijd was de soort algemener dan
de nu veel meer voorkomende kleine karekiet. Tot in de jaren zestig ging
het om tenminste enige tienduizenden broedparen; in optimale leefgebieden
kwamen zelfs dichtheden van tientallen paren per vierkante kilometer voor.
Vanaf eind jaren zestig werd plaatselijk gerept van een afname. Midden
jaren zeventig werd de stand geschat op 17.500-30.000 paar, anno 1990
waren er hooguit nog 12.000-18.000 paren over. Met name in Midden- en
Zuid-Nederland is de rietzanger sterk afgenomen. Opvallend was de relatief
geringe afname in de veenplassen van West- en Noord-Nederland, vanouds de
bolwerken van de soort.
De teloorgang van de
rietzanger is ten dele een internationaal probleem. Een combinatie van
jarenlange droogte in de Sahel en het gebruik aldaar van - in Europa
inmiddels verboden - bestrijdingsmiddelen leidde tot sterfte in het
winterhalfjaar. Vooral de link met de regenval in West-Afrika is na recent
onderzoek zonneklaar: Na jaren met veel regenval broeden er meer
rietzangers. Toch is ook bij ons het een en ander aan de hand. Opvallend
is bijvoorbeeld dat de soort het eerst verdween uit kleine rietstroken.
Verder blijkt jaarlijks gemaaid rietland veel minder broedparen te
herbergen dan overjarig rietland. Het behoud van de rietzanger hangt dus
ook af van de wijze waarop we met onze moerassen en rietlanden omgaan.
Exploitatie dient met mate plaats te vinden, terwijl elk jaar een flink
oppervlak aan overjarig rietland aanwezig moet zijn. Een verdergaande
versnippering van geschikt leefgebied kan door realisering van het
Natuurbeleidsplan tot staan worden gebracht. Ook Rijkswaterstaat en de
waterschappen kunnen daar met een meer natuurlijk oeverbeheer van kanalen,
vaarten en dergelijke een steentje aan bijdragen. Plaatselijk hebben deze
instanties hun verantwoording al opgepakt; een voorbeeld voor anderen!
Aantal broedparen in
Nederland 20.000-25.000 (2004)
|