De wijfjes van
de Sijs zijn wat grijzig bruin, vrijwel zonder geel, behoudens aan de
staartbasis en gestreepte witachtige onderdelen. De mannetjes zijn
geelgroen met een zwart petje en kin en veel geel in vleugel en staart.
De Sijs is in de
broedtijd een echte naaldhoutbewoner, speciaal als er Sparren aanwezig
zijn. Ze foerageren dan op de zaden in de sparrenkegels.
Het broedgebied van de
Sijs strekt zich uit in Europa uit over grote delen van Scandinavië en
Midden- en West-Europa, inbegrepen Groot-Brittannië en Ierland. De
Europese populatie van de Sijs wordt geschat op drie tot vijftien miljoen
broedparen. Hoge dichtheden van de soort, en dan doelt men op 1000-3000
broedparen per 50km2-blok, worden aangetroffen in Schotland, de Alpen en
de Karpaten.
De Els is een graag
bezochte voedselbron van de Sijzen. Ze peuteren de zaadjes uit de proppen.
Later in de winter zijn veel zaadjes, ook van Berk en Larix, naar beneden
gevallen, en dan zien wij de Sijzen vaak op de grond naar de zaadjes
zoeken. De beschikbaarheid van voldoende voedsel blijkt, zoals zo vaak ook
bij andere vogelsoorten, van invloed te zijn op het aantal aanwezige
Sijzen tijdens de trektijd.
Komt in Nederland voor
als: Wintergast en zeldzame broedvogel. Was de Sijs tot 1973 een
onregelmatige broedvogel in Nederland, daarna kon met de Sijs echter als
regelmatige broedvogel aantreffen op vooral de zandgronden van de Veluwe
en Drenthe en de aan Duitsland grenzende gebieden. De aantallen schommelen
van jaar tot jaar sterk. De in Nederland broedende populatie Sijzen
groeide van enkele tientallen tot naar schatting 1800-2400 paren in de
jaren 1989 en 1992. De in Nederland geconstateerde toename van de
populatie is eveneens een feit in Engeland en andere delen van West-Europa.
's Winters wordt ons land
in wisselend aantal bezocht door Sijzen uit Scandinavië, Rusland en
Midden-Europa.
Aantal broedparen in
Nederland: 500-1200 (1998-2000)
|