Tapuiten zijn op de grond
levende vogels van rotsige hellingen, toendra's, droge graslanden, duinen,
hoogvenen en heidevelden. Het nest bevindt zich vaak in een konijnenhol.
Het uit insecten en ander klein gedierte bestaande voedsel wordt liefst op
schaars begroeide plaatsen verzameld.
Het veranderende
wereldklimaat heeft van de tapuit een lange afstandskampioen gemaakt. Op
het hoogtepunt van de laatste ijstijd broedde hij veel zuidelijker dan hij
nu doet. Toen het pakijs zich terugtrok met een snelheid van één tot
twee kilometer per jaar, breidde de soort zijn broedgebied in eenzelfde
tempo verder naar het noorden uit. Toch bleef de tapuit trouw aan zijn
overwinteringgebied, aan de zuidrand van de Sahara. De afstanden die de
vogels bij hun halfjaarlijkse trek hadden te overbruggen werden steeds
groter. Het is bijna onvoorstelbaar wat ze tegenwoordig presteren. De
tapuiten die in de noordelijke toendra’s van Canada en Groenland
broeden, steken via IJsland en de Britse Eilanden de oceaan over om in
Afrika neer te strijken. Al even driest is de ondernemingslust van de
tapuiten uit Noord-Siberië, die ook nog steeds naar Afrika trekken. De
kampioenen zijn de tapuiten die in Alaska broeden. Zij ondernemen de
ongelooflijke tocht over de Beringzee, over heel Centraal-Azië om
uiteindelijk in Ethiopië te belanden: een afstand van 16.000 kilometer.
De soort staat op de Rode
Lijst vanwege de duidelijke afname van de Nederlandse broedpopulatie .
De Nederlandse tapuiten
zijn van oudsher vooral te vinden in de duinstreek en op heidevelden en
zandverstuivingen in het midden en oosten des lands. Rond 1900 ging het
naar schatting om enkele duizenden paren. Met de bebossing en ontginning
van veel woeste gronden nam de oppervlakte geschikt broedgebied flink af.
Begin jaren zeventig waren nog 2000-3000 paar tapuiten over, waarna het
bestand verder afnam tot 1500-1900 paar rond 1990. In Noord-Brabant en
Limburg is de tapuit nu een zeldzame broedvogel. De belangrijkste
overgebleven regio's zijn de duinstreek (met meer dan de helft van het
Nederlandse broedbestand), Drenthe en de Veluwe. Met name in de duinen
gaat de afname echter onverminderd voort.
Aantal broedparen in
Nederland: 600-800 broedparen (2004)
|