Een heel helder geluid
komt uit de Winterkoning. Het lijkt in het veld wel op de Roodborst. Maar
het is toch goed herkenbaar omdat er altijd ergens in het lied een lange
triller verborgen zit.
L 10 cm. Veel kleiner dan
een mus, maar een centimeter groter dan het kleinste vogeltje in
Nederland: de Goudhaan. De Winterkoning heeft staartveren die altijd
parmantig rechtop staan.
Winterkoningen broeden op
zeer uiteenlopende plaatsen in verscheidene typen gebieden, zoals naald-
en loofbossen, singels en heggen, parken, tuinen. Ze broeden ook in vrij
open gebieden, zoals de duinen, maar hebben wel een voorkeur voor water,
dus zeer droge gebieden worden enigszins gemeden.
Het hoofdvoedsel van
Winterkoningen bestaat uit insecten, spinnen en ook slakken, die in de
winter moeilijk bereikbaar zijn. Waarschijnlijk zullen zij bij schaarste
daarvan slechts uit nood overgaan op het nuttigen van zaden en bessen en
die gebruiken als bijvoedsel.
Niet bedreigd. De
Winterkoning is tamelijk gevoelig voor strenge koude tijdens de winter. Er
kan dan een behoorlijke sterfte optreden. In sommige jaren kan het aantal
broedparen dan wel afnemen met veertig tot vijftig procent. Gelukkig kan
de stand zich ook weer behoorlijk snel herstellen en zo kan de vogel na
zo'n sterke afname in twee tot drie jaar weer helemaal terug zijn op het
oude niveau. Een snel herstel is mogelijk doordat Winterkoningen, die
normaal gemiddeld zeven eieren in hun nest leggen, onder gunstige
omstandigheden wel tot maximaal zestien eieren kunnen leggen en ze kunnen
wel twee à drie maal per seizoen een legsel krijgen.
Het verdwijnen van deze vogels bij strenge vorst wordt vooral veroorzaakt
door gebrek aan voedsel en doodvriezen. Om daaraan te ontkomen, verblijven
ze 's winters vaak in groepjes dicht tegen elkaar aangedrukt in een
speelnest, soms wel met zijn tienen
Aantal broedparen in
Nederland: 500.000-600.000 broedparen (2000)
|