Zomertalingen zijn
broedvogels van drassige graslanden, brede oevers van ondiepe wateren en
andere moerassige gebieden met veel water- en oeverplanten. Het nest
bevindt zich in dichte kruidenvegetatie of in een graspol. Het voedsel
bestaat uit allerlei plantaardig en dierlijk materiaal, en wordt op of net
onder de waterspiegel verzameld.
In tegenstelling tot de
Wintertaling is de Zomertaling een echte zomergast die in het vroege
voorjaar arriveert en tot eind september en een enkele maal tot in
november kan worden gezien. Deze langeafstandstrekker trekt tot ver
voorbij de Sahara.
De soort staat op de Rode
Lijst vanwege de duidelijke afname van het aantal broedparen.
De tijd dat de
zomertaling een kenmerkende soort was van de laaggelegen graslanden in het
noorden en westen des lands, ligt nog niet ver achter ons. Tot in de jaren
zestig kwamen hier tenminste enige duizenden paren tot broeden. Eind jaren
zeventig waren minder dan 2000 paren over, terwijl de huidige stand wordt
geschat op 1000-1900 paar. Het leeuwendeel daarvan broedt in Friesland,
Midden-Nederland, noordelijk Noord-Holland en de Randstad.
Aantal broedparen in
Nederland: 1.600-1.900 broedparen (2004) Dit is éénderde van de
Noord-West-Europese populatie
|