De zwarte roodstaart keert
in maart naar zijn broedgebied terug, waar hij onmiddellijk opvalt vanwege
zijn nogal onmuzikale lied, dat hij vanaf de nok van het dak of elders ten
gehore brengt. De meeste mensen kennen hem als een bewoner van dorpen en
steden; het is niet algemeen bekend dat de zwarte roodstaart van oorsprong
op rotsachtige berghellingen voorkomt en pas veel later naar de stad trok.
Hij is goed aangepast aan het stadsleven en komt daar tegenwoordig in veel
gebieden meer voor dan in zijn oorspronkelijke habitat. Zelfs vogels in
berggebieden nestelen in de buurt van dorpjes.
In een gunstige zomer
brengt het paar twee legsels groot. Zwarte roodstaarten voeden zich vooral
met insecten, spinnen en duizend poten, maar in de herfst eten ze ook
vruchten zoals vlierbessen, frambozen enz. In oktober trekken ze naar
zuid- europa, Noordwest-Afrika en Egypte; Aziatische populaties
overwinteren in India en Arabië. In het zuiden en westen van Europa is
deze soort een standvogel. Qua vorm en gedrag lijkt de zwarte roodstaart
veel op de gekraagde roodstaart: hij is net zo beweeglijk en wenkt
voortdurend met zijn roestkleurige staart. Maar je kunt hem ook
gemakkelijk aan zijn verenkleed onderscheiden; het mannetje is op witte
plekken op zijn vleugels na vrijwel geheel grijs en zwart. Het vrouwtje is
lichter grijs en heeft geen witte vlek op haar vleugels; maar ook haar
staart is roestkleurig. Ze is altijd donkerder dan het vrouwtje van de
gekraagde roodstaart.
Aantal broedparen in
Nederland: 27.000-37.000 broedparen (1998-2000)
|