Klapeksters
zijn vogels van ruige, vaak licht beboste open terreinen. In Nederland
werd vooral gebroed op heidevelden, hoogvenen en kap- of stormvlaktes in
het bos, maar helaas niet meer sinds 2002. Het voedsel bestaat
hoofdzakelijk uit woelmuizen en kevers. Klapeksters uit noordelijker
streken overwinteren nog wel in ons land. Ze kunnen aangetroffen worden op
allerlei uitzichtpunten op heide en hoogvenen.
Het leefgebied van de
klapekster is vaak iets droger dan dat van zijn naaste verwant, de grauwe
klauwier. Belangrijke voorwaarde is dat er voldoende prooidieren aanwezig
zijn: muizen, hagedissen, loopkevers en andere kleine dieren. Alleen in
een voldoende intact en gevarieerd gebied zijn deze in voldoende
hoeveelheid aanwezig.
Net
als andere klauwieren spietsen ze prooien aan stekels en aan prikkeldraad,
om op deze wijze een voorraad aan te leggen. Uit onderzoek van braakballen
van klapeksters blijkt dat 's winters vooral (mest)kevers het slachtoffer
zijn, maar ook jonge zangvogels en muizen worden regelmatig verschalkt.
Het bandietenmasker van de klapekster past dan ook prima bij zijn
levensstijl.
Twee (onder)soorten van de
klapekster komen vooral in West-Europa voor. In Zuid-Frankrijk en het
Iberisch Schiereiland is de Steppeklapekster aanwezig, in het noordelijker
leefgebied de 'gewone' klapekster. Deze worden tegenwoordig als twee
aparte soorten beschouwd. De 'gewone' klapekster komt voor in Duitsland,
Polen en Scandinavië.
|
Texel, oktober 2007
In de ochtendzon / Tilburg, december 2007
Lekker in de sneeuw /
Tilburg, december 2007
Uden, november 2005
|