Het
broedgebied van de Pallas’ boszanger ligt in de uitgestrekte taiga van
zuidelijk Siberië; de meest westelijke broedplaatsen liggen ver
oostelijk van de Oeral in bossen met fijnspar, spar, den en lariks.
Zeer klein, nauwelijks groter dan een goudhaantje. Bewegingen vaak
nogal 'goudhaanachtig': constant fladderend en biddend tussen
struiken of in boomkruin. Hangt soms als een mees ondersteboven.
Verschilt van Bladkoning door opvallende lichtgele stuitvlek die
duidelijk zichtbaar is wanneer de vogel bidt of op de grond
fourageert, maar verder moeilijk te zien. Kruin zeer donker
olijfgroen met scherp afgetekende lichtgele middenkruinstreep. Kop
lijkt vaak groot. In onderaanzicht met lange donkere oogstreep en
helder gele wenkbrauwstreep. Roept minder dan Bladkoning.
Vrij zeldzaam tijdens de trektijd in West-Europa. Meestal te zien in
oktober-november. Laatste jaren vaker voorkomend in Nederland.
|